Natuurinclusief of juist niet?

Blog
19-06-2023
Natuurinclusief of juist niet?

Natuurinclusief boeren; de een ziet het als de ultieme manier om voedsel te produceren, een ander krijgt er rode vlekken van. Kortom ‘natuurinclusief boeren’ is een onderwerp dat prima past in het huidige tijdgewricht met veel polarisatie. In dit blog verken ik de ins en outs van het onderwerp, hoe het zich verhoudt tot conventioneel boeren en welke andere mogelijkheden er zijn voor het veranderen van onze landbouw.

Wat is natuurinclusief?
Wageningen definieert natuurinclusief boeren als volgt: een vorm van duurzame landbouw die uitgaat van een veerkrachtig voedsel- en ecosysteem. Deze maakt optimaal gebruik van de natuurlijke omgeving (het ‘natuurlijk kapitaal’) en integreert die in de bedrijfsvoering. Het draait om boeren binnen de grenzen van de natuur, waardoor het boeren niet leidt tot een afname aan biodiversiteit wat vaak het geval is, maar boeren op een manier die de rijkdom aan planten en dieren vergroot.

Conventioneel versus natuurinclusief
Een natuurinclusieve boer laat de natuur meer haar gang gaan dan gebruikelijk is. Bij conventioneel boeren ga je vooral uit van grip houden op wat er gebeurt. Je houdt controle en bent gefocust op de problemen die zich eventueel voordoen. Die pak je aan via ingrepen met bijvoorbeeld chemische bestrijdingsmiddelen. De natuurinclusieve landbouw gaat, net als biologisch, over een veerkrachtig en robuust landbouwsysteem dat samenwerkt met de natuur. Dat is een veerkrachtige vorm van landbouw, waarin het systeem zichzelf corrigeert en in balans houdt.

Onderwerpen die op een natuurinclusief bedrijf veel aandacht krijgen zijn bodemkwaliteit, natuurlijke plaagbeheersing, en weerstand van gewassen en dieren. Daarnaast is het voor een natuurinclusieve boer vanzelfsprekend om te werken aan landschappelijke diversiteit. Dat betekent maatregelen in het landschap die bijdragen aan meer biodiversiteit zoals bijvoorbeeld heggen, houtwallen en sloten. Natuurinclusief boeren schurkt aan tegen biologisch boeren. Beide vertrouwen op de veerkrachtigheid van de natuur. Hierin stuurt natuurinclusief aan op biodiversiteit. Biologisch stuurt op zorg, ecologie, gezondheid en eerlijkheid.

De visie van de overheid
Natuurinclusief boeren lijkt goed aan te sluiten op de transitie van de Nederlandse landbouw die de overheid voor ogen heeft. Het past in de overheidsvisie op kringlooplandbouw die toenmalig landbouwminister Carola Schouten al in 2018 naar buiten bracht. En ook het landbouwakkoord dat huidig landbouwminister Piet Adema met de agrarische sector wil sluiten, lijkt veel ruimte te bieden voor natuurinclusief boeren. De overheid streeft naar een vorm van landbouw die niet alleen gericht is op de topproductie van agrarische producten, maar ook op de kwaliteit en de instandhouding van de productiemiddelen zoals de bodem, de agrobiodiversiteit en het landschap. Daarmee ziet ze inclusief boeren als een manier van landgebruik die zorgt voor een toekomstbestendigere aarde.

Wel (voldoende) brood op de plank?
Toch ziet niet iedereen natuurinclusief boeren zitten. Binnen de agrarische sector is er weerstand. Vooral omdat veel ondernemers twijfels hebben of ze wel een goed verdienmodel kunnen koppelen aan een meer natuurinclusieve aanpak. Het heersende verdienmodel in de Nederlandse agrarische sector is gericht op het maken van zo veel mogelijk product tegen zo laag mogelijke kosten. Er zijn allerlei voorbeelden van boeren die zich daaraan ontworsteld hebben. Bijvoorbeeld door zelf consumentenproducten te maken en die via een korte keten te verkopen. In de meeste gevallen gaat het om boeren die een nichemarkt bedienen. Hun aanpak is daardoor niet weggelegd voor het gros van hun collega’s.

Het zijn niet alleen boeren die hun stekels opzetten als het gaat over natuurinclusieve landbouw. Binnen overheden, wetenschap en de voedselindustrie bestaat ook een stroming die de hang naar natuurinclusief en biologisch verfoeit. De zogenoemde ecomodernisten zien meer heil in een strikte scheiding van landgebruik voor voedselproductie en natuur. Met het oog op de snel groeiende wereldbevolking zijn ze voorstander van een zo efficiënt mogelijke en intensieve voedselproductie. Door veel voedsel per hectare te produceren kun je meer grond overhouden voor natuur, is hun redenering. Ecomodernisten verwachten veel van technologische ontwikkelingen, inclusief gentech.

Wat is verstandig?
Zelf ben ik geen wetenschapper, econoom of ecoloog. Als boer ervaar ik het als prettig om samen te werken met de natuur, in plaats van om voortdurend bezig te zijn om natuurlijke processen de pas af te snijden. Ik heb makkelijk praten, want ook ik richt me bij de afzet van mijn producten op een nichemarkt: de milieubewuste consument die vlees en zuivel het liefst koopt bij de biologische natuurboer. Toch kan ik me ook veel voorstellen bij het verhaal van de ecomodernisten. Op sommige plekken is het misschien wel slim en zinvol om een maximale agrarische productie na te streven, mits je dat zo duurzaam mogelijk doet. Juist bij dat laatste zouden technologische ontwikkelingen goed van pas kunnen komen en de komende jaren kunnen leiden tot een flinke afname van de milieubelasting.

Wellicht ligt de waarheid in het midden. Nederland is klein maar heel divers. Op sommige plekken, bijvoorbeeld in de nabijheid van natuurgebieden, passen extensieve vormen van grondgebonden agrarische productie het beste. Daar moet je gewoon voluit natuurinclusief boeren. In andere regio’s met zeer vruchtbare gronden zou je meer nadruk kunnen leggen op agrarische activiteiten. Een verdeling van Nederland in zones: hoogproductieve zones met veel voedselproductie per hectare; en minder productieve zones met cultuurlandschappen waarin agrarische productie niet meer leidend is. Andere functies als natuurbeheer, zorg, recreatie en educatie krijgen er ook volop kansen.

Als je door Nederland fietst en je ogen de kost geeft, zie je dat deze ontwikkeling feitelijk al volop gaande is. De discussie over de wenselijkheid van scheiding van landgebruik of juist een meer natuurinclusieve aanpak is daarmee een achterhoedegevecht geworden. Beter is het om energie te steken in het zoeken naar passende verdienmodellen voor boeren die de komende decennia in Nederland een boterham willen verdienen.

Over Berrie

Ik ben Berrie Klein Swormink (59) en woon en werk in Lettele. Met mijn vrouw Suzette run ik een biologisch bedrijf met overwegend brandrode runderen voor melk, vlees en natuurbegrazing. In onze boerderijwinkel verkopen we zuivelproducten van eigen melk en vlees van eigen runderen. Naast mijn agrarische activiteiten ben ik journalist in de land- en tuinbouw en schrijf ik blogs voor De Groene Wereld over actuele onderwerpen uit de praktijk.